Op Zondag 16.11.2003 vertrok ik met Garuda vlucht JA975 vanuit Schiphol via Jakarta naar Biak in voormalig Nederlands Nieuw Guinea, nu West Papua.
Gedurende die lange vlucht was er steeds de spanning of ik wel zou worden binnengelaten, omdat ik voor vertrek allerlei berichten las over aanscherping
van het Indonesische visum beleid en over het weren van buitenlanders in probleem gebieden, zoals Aceh en Papua.
Op 18.11 ca 04.45 plaatselijke tijd landen wij dan toch op Biak en ben ik voor de eerste keer, nu in burger, weer terug in het vroegere Nieuw Guinea.
Het is vrij warm en wij maken kennis met Truus en Chris, die ons verwelkomden en wij besluiten ons eerst in te checken in het Irian hotel om vervolgens met hen te gaan koffie drinken.
Het oude KLM hotel(Irian)
Het was de start van een 1 maand durend verblijf, waarbij wij, mijn reisgenoot, Erik Markus en ik
hadden gepland om de eerste periode in Biak door te brengen. Harry de Graaf, een journalist zat in hetzelfde vliegtuig en verbleef ook enige dagen in het Irian hotel. Hij had een missie voor zijn stichting, dat hulp biedt aan Papoea studenten.
Vanwege Islamitische feestdagen konden wij geen Surat Jalang, loopbrief, op het politie bureau aanvragen en zaten wij dus ook nog niet in de controle molen.
Een van de gevaarlijkste en moeilijkste opdracht werd daarom naar voren geschoven en ook met succes afgerond.
Er volgden verschillende ontmoetingen, met Papoea’s en Hollanders. Van de Hollanders troffen wij in Biak , Daan B. en Hans L. die in Manokwari wonen, 2 gepensioneerde marine officieren getrouwd met een Papoea vrouw en die in Biak waren voor het verlengen van hun visum. Zij waren in gezelschap van Hans v. Zanten. Ook troffen wij 3 veteranen van een groep van 12, die 2 maanden door Papua trokken. Wij ontmoetten hen in ons hotel.
Jan Verbeek van de veteranen groep vertelde over zijn ervaringen en een van die verhalen kan ik linken met een gebeurtenis op mijn website.
Hierbij verwijs ik naar hoofdstuk 5 , 14.11.2003, rubriek: periode 1962 t/m 2010, waarbij het billboard bij de Sentana begraafplaats van Theys Eluay, werd verwijderd.
De veteranen kwamen langs dit Billboard, maar konden de tekst niet lezen. Men heeft dit billboard later in zee zien drijven.
Jan Verbeek heeft met eigen ogen gezien, hoe een Indonesisch militair in de Baliem vallei van een Papoea een varken afpakte. Toen deze protesteerde, werd de Papoea doodgeschoten.
De veteranengroep heeft veel gereisd en kwam ook in afgelegen gebieden.
Wij beperkten ons tot omgeving Biak en Manokwari, maar wij kwamen dan ook met een duidelijke missie. De tijd werd afgewisseld met bezoeken,
ontmoetingen, gesprekken, interviews met af en toe een uitstapje.
Het hoogtepunt in Biak was een niet ongevaarlijke ontmoeting met een vooraanstaand OPM er. Het betrof hier Melkianus Awom, commandant van de verzetsbeweging.
Van de spanning en het zien van de vele Indonesische militairen en politie, transmigranten, raakte ik zelfs in een dip en ik was eigenlijk opgelucht, dat wij op 22.11. naar Manokwari vlogen.
Op Biak leven ca 70.000 mensen en het overgrote deel is transmigrant. Der verhouding is 2:1.
Het is er vrij druk met taxi mini busjes en veel mensen rijden rond op lichte motoren.
In Manokwari is dat duidelijk anders, er is wat dat betreft een betere mix, er wonen ca. 130.000 mensen.
Hier logeerden wij in een mooi huis van de Stichting Duurzame Samenleving aan de Jalan Bali en de beheerster, Mien Karubuy, een Papoea vrouw deed
alles voor ons, kookte en vulde de koelkast!
De Stichting zit in Doorn en het huis is opgezet om Papoea’s hieraan te laten verdienen onder de noemer van alternatief toerisme en wordt verhuurd en beheerd door Papoea’s.
De inrichting is fenomenaal en het ligt in een prachtige weelderige omgeving. Op bepaalde tijden is er een concert van vogel en dierengeluiden en het grootste gedeelte van de tijd zullen wij hier doorbrengen.
Met Joris Wanggai, een gids, maken wij s’morgens heel vroeg een voettocht door de jungle, de Tafelberg en in de namiddag bezoeken wij een strand bij kampong Nuni.
Wij bezochten Lies Mahandra en namen haar later mee naar familie op het eiland Mansinam, bezochten Seth Rubewas, pater Jan Frank, Frans van Pinksteren, een oud marinier en getrouwd met Ruth, de dochter van Mien, onze beheerster. In Manokwari wonen ook Daan Bruigom en Hans Langenberg en ook bij hen gaan wij op bezoek.
Het contrast is wel heel groot: vriendelijk zwaaiende Papoea’s en de nors voor zich kijkende Indonesiërs. Voor wat de Papoea’s betreft kan men stellen,
dat men geen honger leidt. Men leeft vaak wel onder heel armoedige omstandigheden.
In de afgelopen 100 jaar heeft Nederland zich op verschillende manieren met de Papoea’s bemoeid, maar het heeft deze zeer kwetsbare bevolkingsgroep
op enkele initiatieven na, sinds de dekolonisatie, na de overdracht aan Indonesië, behoorlijk links laten liggen.
De initiatieven zijn vaak voortgekomen uit religieuze motieven en veelal gericht op specifieke doelgebieden. Betreffende stichtingen en andere hulporganisaties kwamen of komen vaak tot goede resultaten, omdat men erg betrokken en gemotiveerd is met de specifieke projecten.
De grotere hulporganisaties lijken de Papoea’s te zijn vergeten.
Schrijnend voorbeeld daarvan : van de 300 vanuit Nederland opererende Non Gouvermentele Organisaties (NGO’s) hebben er slechts 12 enige concrete betrokkenheid bij de situatie in Papua.
Zo bleek uit een onderzoek van de Universiteit van Utrecht in opdracht van de SDSP.
Als U de naam Papua hoort, krijgt U waarschijnlijk een exotisch beeld op Uw netvlies: uitgestrekte tropische regenwouden, eindeloze blauw luchten, een brandende zon en inheemse bewoners, de Papoea’s.
Dat beeld klopt, maar is niet volledig. De Papoea’s vormen nu een volk, dat zich staande probeert te houden temidden van andere volken, culturen en religies.
De Papoea’s kunnen hun eigen identiteit en cultuur behouden door een duurzame samenleving op te bouwen, waarin gezondheidszorg, onderwijs,
huisvesting en economie goed zijn ontwikkeld.
Verschillende stichtingen helpen hen daarbij, zo ook de SDSP. Het uitgangspunt is echter wel, dat de Papoea’s zelf met ideeën en voorstellen komen en geen projecten opgelegd krijgen.
Door het Indonesische beleid dreigen ze nu echter een minderheid op eigen bodem te worden.
Dat beleid is erop gericht miljoenen mensen van andere eilanden naar Papua te laten verhuizen.
De transmigratie is nu even gestopt, omdat Papoea’s heftig protesteerden
Het aantal Papoea’s bedraagt niet meer dan 2 miljoen (240 stammen) in een gebied, dat 12x Nederland is. Daarbij komt, dat Papoea’s pas zo’n 2 generaties geleden met de “buitenlandse wereld” in aanraking kwam en men geen raad weet met bestuursvormen en technische ontwikkelingen.
Markteconomie, concurrentie en werkloosheid zijn verschijnselen, die de transmigranten met zich meebrengen. Dit alles veroorzaakte een cultuurschok.
De Papoea’s zijn zich ervan bewust, dat hun culturele en economische positie aanzienlijk verzwakt is door de komst van de transmigranten.
De bevolking probeert nu zelf initiatieven te nemen om hun identiteit te beschermen en SDSP helpt hen daarbij. De stichting is in 1995 door particulieren opgericht en heeft nu ook een samenwerkingsverband met de stichting Manusia, waarvan oud marinier Henk Hoogink voorzitter is en die zich bezighoudt met de watervoorziening.
De stichtingen en hulporganisaties werken heel kleinschalig, maar wel doelgericht en is natuurlijk ook niet voor iedere Papoea bereikbaar.
Men blijft toch vaak verstoken van de meest elementaire zaken, zoals gezondheidszorg, onderwijs en deelname in het arbeidsproces.
Met het onderwijs is het droevig gesteld, terwijl dit toch de sleutel is voor verdere ontwikkeling en opleiding .
Opleidingen zijn ook niet meer wat het is geweest. Volgens pastoor Jan Frank is de passie er niet meer.
De missiezusters, nonnen, paters waren heel gedreven. Nu zijn er Javanen op contractbasis en men gelooft het wel. Er is geen goede organisatie en Jan Frank
is duidelijk gefrustreerd over deze gang van zaken. Er is niet één lagere school die 3 klassen heeft.
Scholen in het binnenland lopen niet, niemand kan het onderwijs organiseren. Sinds de Nederlanders weg zijn is ook de organisatie weg en de Javaanse zusters interesseert het niet of hebben niet de goede instelling.
Hij wil ook niets meer van doen hebben met onderwijszaken en richt zich alleen op pastoraal werk in zijn standplaats Manokwari.
Hij heeft zich 36 jaar ingezet en werkte ook 7 jaar in Sorong. In 1989 kwam hij vanuit het binnenland naar Manokwari. Sorong had hem niet zo getrokken,
geen mooie stad. Manokwari daarentegen is vriendelijker, groener en heeft een mooier klimaat. Het is een stad van ambtenaren en scholen, leraren, vissers , tuinbouw mensen en tussen de verschillende bevolkingsgroepen is er van spanning niet veel te merken.
Manokwari is een rustige provincie stad en is wel een trekpleister. Mensen van Arfak gaan echter weer terug, het is karig gesteld met de werkgelegenheid.
Voor goede vaklui is er echter werk genoeg. Voor mensen met een technische opleiding is er een gat in de markt.
Papoea’s laten het hier afweten, het interesseert hen niet , er is geen noodzaak voor hen, men kan terugvallen op familie en de ontwikkeling gaat op die manier aan hen voorbij.
Mogelijkheden zijn er echter genoeg, maar het wordt niet opgepakt en dat is de tragiek van het volk.
Papoea’s eisen wel hun rechten op, maar qua opleiding, achtergrond, komt er niets van de grond.
Papoea’s, die wel capabel zijn en verder willen, worden geholpen (o.a. Harry de Graaf).
Capabele Papoea’s zitten ook vaak in het buitenland en dat is een probleem.
De Papoea’s worden overvleugeld door transmigranten. De transmigratie is op verzoek van Papoea’s even stopgezet. Het transmigratie programma liep tot 26 units. 1 Unit bestaat uit 500 gezinnen en tot dusver zijn 11 units getransmigreerd, ca 25000 mensen. De meeste komen vanuit dichtbevolkte gebieden van Indonesië, meestal Java.
Het programma wordt door de Indonesische regering gesubsidieerd. Het geldt voor 1 jaar, de overtocht wordt betaald, men krijgt een onderkomen en 2 ha land, landbouwwerktuigen, zaaigoed en voedselvoorraad voor een jaar.
Het zijn vaak mensen met power, die vooruit willen komen. Mensen van unit 1 waren b.v. mensen met Ausdauer en gezond verstand en als iets niet lukt,
schakelt men over op iets anders.
Velen zijn ook weer teruggegaan , ook uit heimweh.
Het is wel frappant, dat alle Bupati’s (burgemeesters) Papoea’s zijn en dus toch nog veel macht hebben.
Jan Frank kijkt met gepaste trots terug op zijn 36 jarige werkperiode in West Papua. Nog niet zo lang geleden was hij in Sorong om stil te staan bij de
herdenking van “50 jaar missie in Irian”.
Er waren 4000 Papoea’s en het is een succes van de eerste orde, dat er zoveel is bereikt.
Het is een grote verdienste van missie en zending, dat stammenoorlogen op een gegeven moment niet meer voorkwamen en een belangrijke Papoea, stelde:
“jullie, paters, hebben van ons mensen gemaakt”.
Vrijwel elke Papoea is Christelijk en elke kampong heeft wel een kerkgebouw, Sowi b.v. heeft 5 kerken en er wonen ca. 1000 mensen.
Jan Frank wil zich nog dienstbaar maken aan de mensen in Manokwari, het is een eenheid en hij is de coördinator. Men waardeert hem en als zijn gezondheid
het toe laat, wil hij nog 3 jaar blijven.
Hij is dan 70 jaar.
De meeste transmigranten zijn moslim en tot dusver leeft men nog vreedzaam naast elkaar, zeker in Manokwari.
Op 28 november zien wij s’avonds een bericht op TV, dat er in Jeremi, 56 Papoea’s zijn aangehouden nabij de lagere school vanwege het hijsen van de
“Morning Star”. Dat is ca 3 km bij ons vandaan. Wij hadden al bemerkt, dat wij dicht bij 1 December zaten, want Papoea jongens op een nabijgelegen
kampong hadden ons al “Merdeka, Merdeka Papua”toegeroepen, toen wij langs wandelden.
Op Zondag 30.11 ga ik met Mien Karubuy naar de kerk en verbaas mij over het hoge aantal bezoekers en de mooie dienst. Er zongen 2 verschillende dameskoren en een heel goed mannenkoor. Na de dienst schudt men elkaar de hand.
Met Lies Mahandra, een goede kennis van Erik, gaan wij de volgende dag naar het eiland Mansinam om familie van haar op te zoeken en te zwemmen. Met een prauw varen wij over en bij Seth, vader van 9 kinderen en visser van beroep, drinken wij een kopje thee en gaan vervolgens naar een prachtig strand, waar ook verschillende mooie schelpen liggen.
Bij thuiskomst vertelt Mien, dat er op nog 3 verschillende plaatsen, op Biak, Jayapura en het eiland Japen, de Papoea vlag is gehesen.
Het internetten op het postkantoor van Manokwari gaat niet helemaal van het leien dakje.
Het werkt allemaal heel traag en soms lukt het helemaal niet. Maar je wilt toch af en toe van je laten horen.
De tocht naar het Arfak gebergte liep niet helemaal volgens plan, omdat het die dag regende en bleef regenen. Wij gingen tot voorbij de palmboombossen en besloten daar te gaan picknicken.
De familie Karubuy, Mien met 2 dochters waren in ons gezelschap. De wegen zijn slecht, de bestaande bruggen stammen nog uit de Nederlandse tijd en behoeven dringend enig onderhoud, maar het was heel afwisselend. Wij kwamen langs rijstvelden, veeteeltgebieden en enorme palmboom bossen. Wij kwamen ook langs het Kabori meer, waar jaren geleden nog krokodillen rondzwommen. Wij kwamen ook bij de Prafi nederzetting, een vruchtbaar gebied. Het behoort tot de beste stukken grond van Papua. Een bedrijf heeft er enorme oliepalm en cacao plantages.
Het laatste weekend in Manokwari waren wij uitgenodigd bij Daan Bruigom in zijn tweede huis buiten Manokwari. Hij bouwde daar een schitterend huis met fraaie tuin op een prachtige locatie met eigen watervoorziening via een bron. Men kijkt uit op een baai met een prachtig strand.
Het is een rit van 1,5 uur, maar het is een fijn plekje om te verblijven, daar in Asai.
Hij had nog verschillende andere Hollanders en ook Papoea’s uitgenodigd. Na een drankje op het bordes met fraai uitzicht op de baai, waar wij s’middags nog hadden gezwommen, kregen wij van de gastheer een rijsttafel aangeboden. Het smaakte voortreffelijk en hierna gingen wij naar een podium, dicht in de buurt, waar een Papoea band op de door Daan zelf gemaakte instrumenten hun muzikale talenten ten toon spreidde.