Handvest van de V.N.

De Verenigde Naties en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.

De V.N. werden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in 1945 opgericht met als doel de wereldvrede te bevorderen en alle mensen een beter perspectief te bieden;

schendingen van de mensenrechten zouden worden tegengegaan.

Nu 60 jaar later kampt de wereld met dezelfde problemen. Alhoewel veel V.N. organen behoorlijk hebben bijgedragen aan de sociale en economische ontwikkeling van de wereld.

Het is echter niet genoeg geweest en vaak ontbrak de politieke wil om zich grootscheeps in te zetten.

De gelden zijn zelden toereikend en niet alle nood kan worden gelenigd.

Voor wat betreft mensenrechten schendingen moet er nog veel gebeuren:

Mensenrechten nemen in het werk van de V.N. een belangrijke plaats in en het wordt zelfs steeds belangrijker.

Wie echter kennis neemt van betreffende mensenrechten schendingen, de onderdrukking, vluchtelingen stromen,

martelingen en moordpartijen, gedwongen verplaatsingen, vraagt zich terecht af of men de afgelopen 60 jaar

wel veel verder is gekomen.

Onder de ogen van de wereld vond in 1994 de massaslachting in Rwanda plaats.

Na de Tweede Wereldoorlog stelde men vast: “dat nooit meer”!

De West Papua affaire was niet genoegzaam bekend, maar na publicatie van het Prof. Drooglever

rapport, blijkt zelfs dat de V.N. als de regisseur van de “Act of No Choice” moet worden aangemerkt.

Als beloning werd direct na de overdracht de papieren rompslomp voor wat betreft de Freeport mijn

afgerond.

Hoofddader blijft Indonesië dat met behulp van V.N. landen de mogelijkheden kreeg aangereikt om

ongestraft het New York Akkoord en het Referendum van 1969 te verkrachten.

Na deze zogenaamde Daad van Vrije Keuze volgt de onverkwikkelijke affaire van mensenrechten

schennis en genocide door Indonesische militairen in West Papua begaan.

Onder de paraplu van de “circle of impunity” werden zelfs hoge officieren beschermd en dus

niet berecht.

Hierover moeten men Indonesië aanspreken en zelfs daadwerkelijk aanpakken.

Voor dergelijke criminele daden tegen de menselijkheid is de V.N. juist opgericht!!

Lees zelf de Verklaring van de Rechten van de Mens!

Het is onverdraaglijk dat het Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken onder leiding van Dr. B. Bot

zich de afgelopen 43 jaar  zo weinig liet horen en de heer Bot weigerde zelfs  om op 15.11.2006

het boek van Prof. Drooglever in ontvangst te nemen.

Beide landen zijn lid van de V.N. en dergelijke belangrijke zaken als mensenrechten schendingen

gaan boven elk landelijk politiek belang!   Zie het handvest!

Maar daar behoef ik een voormalig diplomaat toch niet op te wijzen!

Waar blijft nu dat debat op basis van de feiten?  Ik mis nu ineens de redelijkheid en voor Minister Bot

is het nu ineens een ” fait complet” en wat er met een compleet inheems Papoea volk gebeurt is hem

blijkbaar om het even.

De feiten, zoals gepubliceerd in het boek van Prof. Drooglever, liegen er niet om en onze

volksvertegenwoordigers zouden Minister Bot op zijn opstelling moeten aanspreken!

Maar ook dit wordt weer getolereerd en gedoogd en moet vooral niet worden opgerakeld.

Eigenlijk zou er een Hoge Commissaris voor de mensenrechten moeten komen, zoals wij dat ook

kennen voor het Vluchtelingenwerk. Hiermee kan worden voorkomen dat de Secretaris-Generaal

de belangen van de mensenrechten gaat afwegen tegen andere belangen.

De Veiligheidsraad was aanvankelijk nauwelijks geïnteresseerd in mensenrechten.

Bij calamiteiten is volgens het handvest de Veiligheidsraad verantwoordelijk voor vrede en veiligheid

en zou men eigenlijk al veel eerder aandacht hebben moeten schenken aan mensenrechtenkwesties.

In het specifieke geval van West Papua is er veel te weinig gebeurd.

Talloze rapporten zijn er verschenen en ook waren er vele verzoeken om internationaal toezicht.

Er gebeurt veel te weinig!

Als schoolvoorbeeld Indonesië met hun “smiling policy”, een van het meest corrupte landen ter wereld

met een wel zeer slechte conduite staat voor wat betreft mensenrechten schennis.

Na 43 jaar is er niets veranderd en militairen gaan nog steeds hun gang.

Nederland zou hier toch een stimulerende rol moeten spelen!

Wat moet er eigenlijk in West Papua gebeuren om dit issue hoger op de agenda te krijgen?

Gerard Thijssen

 

Yale´s rapport inzake mensenrechten in West Papua

De gerenommeerde Amerikaanse Yale Law School bracht in november 2003 een rapport uit met betrekking tot de mensenrechtensituatie in West Papua sinds de inlijving van het gebied door Indonesië, na de zogeheten “Act of Free Choice” in 1969. De titel van het Rapport luidt: “Indonesian Human Rights Abuses in West Papua: Application of the Law of Genocide to the History of Indonesian Control.”

De Nederlandse vertaling luidt ongeveer als volgt: “Indonesische Mensenrechtenschendingen in West Papua: Toepassing van de Wet van Genocide op de Geschiedenis onder Indonesisch Bewind.” Het 76 pagina’s tellende rapport gaat uitvoerig in op de door Indonesië in de loop van 40 jaar bezetting (1963 – 2003) begane wandaden, gemeten naar Internationale normen met betrekking tot genocide. In het vorige nummer kon u het eerste deel lezen van mijn visie op het rapport, hieronder volgt het tweede en tevens het laatste deel.

Zacharias Sawor

Het vervolg
“Het meest complete document dat ik ooit onder ogen heb gekregen over de genocide in West Papua”, zijn de woorden van de inmiddels 80-jarige Papua-leider Jouwe tijdens een discussie die wij hadden over het rapport.

Ik ben dezelfde mening toegedaan.

In het vorige WPC-nummer jaargang 25 en 26 nummer 1, besprak ik de inleiding van het Rapport:

de betekenis van het woord ‘genocide’, de geschiedenis van de mensenrechtenschendingen in West Papua, West Papua onder het Nederlands bestuur en de overdracht van de soevereiniteit van Nederland aan Indonesië op 27 december 1949.

Ik besprak de touwtrekkerij die volgde tussen Nederland en Indonesië over de toekomst van het gebied.

Nederland stoomde de Papoea´s klaar voor hun onafhankelijkheid, gaf  hun Nieuw Guinea Raad, hun Nationale Vlag en Nationale Volkslied.

Maar Indonesië, vooral Soekarno, zat dat niet lekker en kreeg bijval van de Sovjet Unie, hetgeen de Amerikaanse president Kennedy weer zenuwachtig maakte.

De invloed van het communisme in Zuid Oost Azië baarde Kennedy zorgen en door Amerikaanse druk is Nederland ten slotte gezwicht en stemde toe in het zogeheten Bunkerplan dat later de New York-overeenkomst tussen Nederland en Indonesië zou worden.

Het resultaat was de overdracht van het land middels de gemanipuleerde volksraadpleging.

In dit vervolg ga ik verder in op enkele van de Indonesische wanpraktijken in West Papua met alle vreselijke gevolgen van dien voor de Papua’s.

Het Rapport bevat veel meer gevallen dan die ik hier kan noemen, rest de vraag of deze vallen binnen de Conventie van Genocide die genocide omschrijft als vormen van ‘vogelvrij verklaarde daden toegepast op volks-, etnische- ras- en religieuze groepen als zodanig’.

West Papua Verzet en Indonesische repressie
Indonesië begon al halverwege 1960 met plannen het land te laten volstromen met migranten uit andere delen van de archipel. Spoedig na de overname van het gebied werden de Papua´s dan ook met geweld gedwongen te verhuizen om plaats te maken voor Indonesiërs.

In het begin waren dat ex-militairen met hun gezinnen, die zich gewapender hand konden verdedigen, mocht er verzet van de landeigenaren komen.

Het gebied is dan nauwelijks door de VN overgedragen aan Indonesië in 1969 of de militairen beginnen met hun brute geweld tegen de bevolking.

Zo heeft ABRI van de Udayana Divisie in mei 1970 huisgehouden in een aantal dorpen in West Biak, waarbij de hoogzwangere Maria Bonsapia werd doodgeschoten. Haar buik werd met een bajonet opengereten en de baby in stukken gesneden in aanwezigheid van 80 dorpsbewoners.

Een aantal soldaten verkrachtte en doodde vervolgens haar zuster. Zij vertelden de aanwezigen, dat zij in het Lereh-district 500 mensen hadden doodgeschoten. In juni 1970 hebben de leden van de rode en groene baretten van de ABRI de dorpen Wusdori en Krisdori in West Biak die van OPM-sympathie waren beschuldigd aangevallen.

Zij dwongen alle mannen – in totaal 55 – op een open plek en schoten hen dood voor de ogen van vrouw en kinderen.

De volgende dag arresteerden ze 30 andere mannen van de omliggende dorpen, dwongen hen in prauwen te stappen, bonden hen vervolgens aan handen en voeten, verzwaard met zware stenen, op volle zee werden ze eruit gegooid om een verdrinkingsdood te sterven.

Het brute optreden van ABRI tegen onschuldige mensen wekte woede en protest onder de bevolking. Het gevolg was dat veel jonge Papua´s zich aansloten bij het Nationale Bevrijdingsleger (Tentara Pembebasan Nasional, TPN) om tegenstand te bieden aan de ABRI.

Op 1 juli 1971 hebben vrije Papua´s, de Defacto Regering van de Republiek West Papua geproclameerd (onder leiding van Seth J. Rumkorem en Jacob H. Prai) vlak bij de grens met Papua New Guinea als protest tegen de oneerlijke uitvoering van het New York Akkoord van 15 augustus 1962.

De militaire inlichtingendienst Kopkamtib, kreeg de opdracht om vooraanstaande, opstandige Papua´s op mysterieuze wijze te laten verdwijnen (lees: te doden), zoals Marthin Luther Waren, Mimi Fatahan, Baldus Mofoe, Arnold Ap, Eduard Mofoe, etc.

Import van dodelijke ziektes
De bevolking van de Wisselmeren, de Ekari´s behoren tot de vurige tegenstanders van de Indonesiërs.

Zij kwamen al vroeg in opstand in 1968 en 1969. Zij moesten helaas hun tegenstand bekopen met veel slachtoffers in de strijd. Maar de Indonesiërs bedachten een effectiever middel om deze ongehoorzame bevolking af te straffen. In 1972 brak er een ziekte uit in het gebied van de Ekari-stam. Deze werd veroorzaakt door geïnfecteerde varkens uit Bali die besmet waren met blaasworm, een parasiet die zich nestelt in de ingewanden en de hersenen.

De blaasworminfectie werd één van de belangrijkste doodsoorzaken in het gebied.

Een kwart van alle kinderen raakte ermee besmet. Het ergste was dat de import van effectieve medicijnen tegen deze ziekte door de overheid werden verboden.

De aanvankelijk als “vredesgeschenk” bedoelde varkens uit Bali zaaiden dood en verderf in het gebied van de Ekari-stam om vervolgens zich uit te breiden naar de Baliem en zelfs over de grens met Papua New Guinea. Geslachtsziektes die voordien onbekend waren werden ingevoerd en maken veel dodelijke slachtoffers. Bovendien tasten ze de fertiliteit van zowel de man als vrouw aan. Het gevolg is minder geboorten.

Ziektes als malaria, framboesia, kinkhoest en mazelen, komen nu veel frequenter voor dan voorheen in de Nederlandse tijd, toen de bestrijding ervan zeer strikt werd uitgevoerd.

Recentelijk is de ziekte AIDS ingevoerd, die via seksueel contact met HIV/AIDS besmette patiënten of besmet bloed overgedragen wordt. In Papua is de verspreiding van AIDS veel sneller gegaan dan in andere delen van Indonesië door de vrije seksuele omgang onder leden van bepaalde Papua-stammen. In 2002 waren er op 100.000 mensen 20,4 besmet, terwijl in andere delen van Indonesië dit getal 0.4 was op de 100.000 mensen. Ongeveer 40% van de besmetting bevindt zich in West Papua.

Exploitatie van land, rijkdommen en arbeiders
In Indonesië mogen de strijdkrachten zgn. ten dienste staan van het volk, dus ook zij kunnen zich de rol toe-eigenen in de bijdrage aan de opbouw van het land, door zich te bemoeien met o.a. de exploitatie van de rijkdommen van het land samen met de andere overheidsorganen.

In 1980 nam de olievoorraad af, waardoor veel arbeiders, vooral Papua´s, plotsklaps zonder werk kwamen te zitten. Maar het vervelende was dat ze werden vervangen door Javaanse krachten, die zgn. beter geschoold waren dan de Papua´s. Hiertoe kwamen 2.000 Javaanse families het land binnen. Zij werden geplaatst op twee terreinen bij de olievelden.

Deze praktijken werden gerapporteerd door een Amerikaanse professor die in 1980 het gebied bezocht. Inmiddels was daar het succes van de koper- en goudmijn Tembagapura van de Amerikaanse mijngigant Freeport-McMoran.

Het Rapport meldt tevens dat in 1982 slechts 200 Papua´s werkzaam waren en wel 452 buitenlanders en 1859 Indonesiërs.

Omdat het areaal waar de Amungme-stam woonde tot het concessiegebied behoorde moest de Amungme-stam gedwongen verhuizen van de koele droge hooglanden naar de drassige moerasgebieden in het laagland aan de kust.

Zij werden daar geplaagd door de malariamuskiet en stierven bij honderden.

De Amungme stierf niet alleen aan ziektes, maar ook aan honger, omdat ze verjaagd waren van hun akkers en terechtkwamen in onvruchtbaar gebied dat moeilijk als landbouwgrond te bewerken was.

Protesteren hielp niet want dan kreeg je het leger op je dak met alle verschrikkelijke gevolgen van dien.

Niet alleen de Amungme-stam is van zijn grond beroofd, ook andere delen van het land, zoals in Manokwari, Jayapura, Biak, Merauke, Nabire, kortom in het gehele land worden de Papua´s verdreven van hun eigen land en vervangen door Javaanse boeren die het land bewerken als plantages. Dat was immers de wens van de Indonesische leiders: het land moest de voorraadschuur voor Indonesië worden. Deze kwalijke politiek ontneemt de Papua´s van hun traditionele bestaansrecht als jagers en landbouwers, als ladang-boeren van shifting cultivation.

Zij verliezen niet alleen hun land maar ook hun cultuur als jagers.

In het Asmatgebied in het zuiden werden de Papua´s door het leger gedwongen om te werken in de houtkap, nota bene op hun eigen grondgebied. Degenen die weigeren te werken voor de houtkap zouden worden gearresteerd en mishandeld. De Asmatters, bekend om hun kunstzinnige houtsnijwerk ondergingen een metamorfose in hun normale levenspatroon in hun dorpen.

Zij waren niet meer vrij om hun akkers te bewerken of sago te kloppen voor hun gezinnen en hun houtsnijwerk te vervaardigen. Zij leden dan ook honger, want het karige loon dat ze verdienden was niet toereikend om hun grote gezinnen te onderhouden.

Niet alleen in het Asmatgebied werden de mensen gedwongen om voor het leger zware arbeid te verrichten, ook in het Paniai-gebied in het noorden moesten de mensen vanaf 1982 gedwongen werken voor het leger voor het zogeheten “Drie Meren” project, zonder vergoeding.

Alle mannen, jong en oud deden mee, met uitzondering van de onderwijzers. Zij moesten de veiligheid van het gebied bewaken en als er een dorpsgenoot niet verscheen werd het gehele dorp gestraft door het betalen van boetes of ondergaan van marteling.

Indonesische wandaden
Gedurende 1982 hebben de militairen harde campagnes gevoerd tegen de Papua´s, zowel tegen de OPM als tegen de gewone burgers in het gehele land. In 1981 hebben de militairen de zogeheten Operatie Schoonvegen (Operasi Sapu Bersih) ingevoerd, waarbij familieleden van de OPM-ers werden bedreigd met strenge straffen, indien zij hun familie hand- en spandiensten verleenden. Vrouwen van OPM-ers werden verkracht of gedood. De Operatie Sapu Bersih was bedoeld om het grensgebied schoon te vegen van OPM-activiteiten, zodat Javaanse en andere Indonesische boeren er zich veilig konden vestigen. De gronden werden onteigend, zonder vergoeding aan rechtmatige eigenaren.

De operatie vond in de zomer van 1981 in het Centrale Bergland plaats. In augustus werd het dorp Madi in Paniai gebombardeerd, waarbij gebruik werd gemaakt van napalmbommen. Er vielen daarbij 2.500 slachtoffers, al spreken andere berichten van 13.000 doden.

Op 6 juli 1998 om 5 uur ´s ochtends openden Indonesische militairen en politie het vuur op een menigte die rondom de watertoren van Biak, de Nationale Papua-vlag, de Morgenster, hesen.

Zij dwongen de mensen op hun buik te gaan liggen vervolgens liepen zij over hun ruggen.

Volgens het rapport vielen veel gewonden en werden er acht mensen gedood en drie anderen verdwenen.

Andere berichten spreken echter van meer dan 60 doden en tientallen gewonden. Overlevenden werden volgens het Rapport vervoerd met een marineboot de zee in en vervolgens in jute zaken gestopt, verzwaard en in zee geworpen. Een week later dreven ze af aan de kust.

Ook in andere plaatsen werd gedemonstreerd en de vlag gehesen, o.a. studenten van de Cenderawasih Universiteit in Jayapura. Een student werd doodgeschoten en een andere raakte zwaar gewond.

Een rapport van Amnesty International van 1984 meldt dat het leger en de politie verdachte personen van OPM-sympathie zomaar arresteerden of na het hijsen van de Papua-vlag. Velen werden vaak heel lang vastgehouden zonder enig bewijs dat ze betrokken waren bij de strijd. De meeste gevangenen kwamen nooit voor de rechtbank. Degenen die wel moesten verschijnen, kregen hoge straffen opgelegd, zelfs levenslang.

Politieke gevangenen in West Papua ondergaan meestal gruwelijke mishandelingen, zoals elektrische schokken, mishandeling met geweerkolven, slaan en schoppen, worden gedwongen urine te drinken of het hoofd in de wc-pot onder te dompelen. Gevangenen worden ook dood aangetroffen door vergiftiging.

Anderen werden gedurende acht uur in drums met water gestopt en vervolgens weer acht uur in de hete zon gezet. Andere gevallen zijn bekend waar gevangenen in het donker in containers vastgehouden werden in het bergland waar ´s nachts de temperatuur rond het vriespunt is. De arrestatie van Arnold Ap en Eduard Mofoe in 1983, die later op 26 april 1984 werden vermoord, in zee geworpen en op het strand werden gevonden was ook een zaak zonder enige vorm van proces.

Zo ook de zaak Theys H. Eluay die op 10 november na een diner bij het leger onderweg naar huis door hetzelfde leger werd ontvoerd en vermoord. Ook zijn chauffeur werd omgebracht, zijn lichaam is nooit meer gevonden. Ondanks de vele protesten van binnen en buitenland met betrekking tot buitenrechtelijke doodvonnissen, gaat Indonesië door met voltrekking van zulke doodvonnissen en het laten verdwijnen van verdachte personen.

Transmigratie, verplaatsing, ziektes en dood
Het Vijfjaren Plan van Indonesië van 1984 voorzag in een transmigratieplan voor West Papua waarvoor 24 vruchtbare regio’s met een totaal areaal van 700.000 ha. gereed moest worden gemaakt voor de opvang van duizenden kansarme families uit andere delen van Indonesië. Dit traditionele land werd van de rechtmatige eigenaren/stammen onteigend en aan de transmigranten gegeven. In het midden van 1986 bracht Indonesië 27.726 families over naar West Papua. Vanaf het einde van 1970 tot dat jaar ging het in totaal dus om bijna 140.000 transmigranten. Tot 1988 financierde de Wereld Bank 10% van de Indonesische transmigratieprogramma’s met een totaal van $ 650 miljoen aan leningen. In dat jaar werd nogmaals een bedrag van $ 150 miljoen verstrekt om de reeds opgezette programma’s te financieren. En wat gebeurde er met al die transmigranten? Volgens een Franse studie in 1989 was 80% van de transmigratienederzettingen in West Papua mislukt: ze voldeden niet aan de gestelde levensstandaard waaraan de bewoners moesten voldoen. De transmigratieprogramma´s beroofden de West Papua´s van hun land en verplichtte hen te verhuizen naar plekken langs de erven van de Indonesische transmigranten. Zoals bekend hebben de Papua´s geen enkele vergoeding ontvangen voor hun land. Bovendien was de regel dat er één Papua-gezin mocht wonen tussen negen Javaanse gezinnen, dus de West Papua´s vormden de minderheid. Kortom, de Papua´s hadden geen enkele zeggenschap in het verdelen van grond of wat dan ook binnen de transmigratiekampen. Zij voelden zich weggedrukt door de nieuwkomers, voelden zich bovendien helemaal niet thuis in dat milieu en vluchtten naar de rand van de steden als arme rechtelozen, wier gronden werd ontnomen. Ook in de steden zijn de Papua’s gemarginaliseerd als tweederangsburgers in eigen land. Naast de officieel door de overheid ingebrachte transmigranten, hebben de Papua´s te maken met de spontane migratie uit andere delen van Indonesië. Deze spontane transmigranten vestigen zich overal in het gehele land zonder vestigingsvergunning. Zij bedreigen het bestaansrecht van de Papua´s, omdat zij zich storten op traditionele bronnen van bestaan van de Papua´s, zoals visserij, klein landbouw, etc.

Vluchtelingen
Terwijl de Javaanse en andere toestroom van Indonesiërs naar West Papua in grote omvang toenam, ontvluchtten de West Papua´s hun eigen land naar Papua New Guinea door de repressie van de Indonesiërs. Die vlucht begon al sinds 1963 bij de komst van de Indonesiërs. In 1984 was er een opstand van de OPM. Het leger begon hardhandig op te treden en zo vluchtten er in februari 300 vluchtelingen. Dat aantal was gestegen tot 6.000 in april. Later was het getal gestegen tot 10.000. De opvang gebeurde in grensstreken in zowel het noorden als in het zuiden. Die opvang ging niet altijd soepel, omdat de West Papua´s niet werden beschouwd als echte vluchtelingen, maar als illegale grensoverschrijders, “illegal border crossers”, al konden ze wel degelijk bewijzen dat ze vervolgd en gemarteld waren.

Sommige vluchtelingen zijn door PNG-regering teruggestuurd naar West Papua waar zij alsnog vermoord werden via mysterieuze verdwijningen.

Genocide
Indonesië heeft gedurende 40 jaar bezetting van West Papua de bevolking op velerlei manier onderdrukt, mishandeld en gedood, er zijn teveel voorbeelden om hier op te noemen. Indonesië heeft West Papua van haar rijkdommen onteigend, volksstammen van hun grond beroofd en gedwongen te verhuizen naar plaatsen waar ze door ziektes en honger getroffen werden. Velen vluchtten naar Papua New Guinea met een onzekere toekomst. Hun land wordt onteigend door de overheid ten behoeve van transmigranten. Vele nieuwe ziektes zijn ingevoerd, die veel slachtoffers maken, de meest recente is AIDS.

De Papua-bevolking wordt hierdoor geminimaliseerd. De schrijvers van het Rapport gebruiken vaak de term: ”Genocide”, of Volkenmoord. Uit het vele materiaal, dat goed gedocumenteerd is, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de Indonesiërs Genocide in West Papua plegen met het doel het Papua-volk te doen verdwijnen uit van West Papua. Ik hoop, en met mij hopen vele vrijheidslievende mensen dit en zeker het Papua-volk, dat de aandacht van de wereld zich niet verslapt maar zich blijvend richt op dit onschuldige West Papua-volk, opdat de Papua’s niet van de aardbodem verdwijnen, maar eens een eigen plaats mag hebben onder de vrije volken van de wereld. Want dat is het ideaal, waarvoor onze beste zonen en beste dochters hun leven hebben opgeofferd.

< Vorig | Volgend >

[ Begin pagina | Home | Inhoud archief | Mail ]

 

Over het zogenaamde referendum in 1969 is al veel geschreven, lees echter in dit verband ook de rubriek:

“Unfinished business”, de scriptie van Maaike te Rietmole.

Hoe frauduleus men hier mee omging en hoe men achter de schermen alles in het werk stelde om dit toneel

stukje gladjes te laten verlopen, bewijst onderstaande reportage.

Op Australisch grondgebied werden 2 Papoea leiders uit het vliegtuig gehaald om  te vermijden,

dat men zich bij de V.N. in New York  zou beklagen.

 

Over mensenrechten gesproken!!

www.theage.com.au

On a mission to sway Australia’s view

Andra Jackson
September 18, 2006

 

Papuan politicians Clemens Runawery (left) and Wim Zonggonau are on the campaign trail again.
Photo: James Boddington

Advertisement Advertisement

THIRTY-SEVEN years ago former Papuan politicians Clemens Runawery and Wim Zonggonau boarded a plane on an urgent mission that might have changed the political fate of their now Indonesian-ruled province.

But they were pulled off the flight as part of Australia’s not widely known behind-the-scenes role in thwarting Papuan independence aspirations.

The pair, who have spent the last 39 years in exile in Papua New Guinea working as educationalists, are now on another mission — this time to Australia.

They are appealing, with the backing of the Australian Greens senator Bob Brown, for Australia not to sign a security treaty with Indonesia that they say would again “betray” Papuan rights.

A proposed Australia pledge not to support the continuing Papuan push for independence would be tantamount, Mr Zonggonau said, “to saying to Koppasus (Indonesia’s special forces) do what you like in West Papua”.

With estimates putting the numbers of Papuans killed or missing under Indonesia’s miliary presence since 1969 at 100,000, Australia should be insisting that the United Nations be allowed in to investigate, as had happened in East Timor, he said.

Mr Zonggonau was a member of the Provincial Assembly of Irian Jaya and of Indonesia’s upper house and Mr Runawery, a member of Papua’s Provincial Assembly when they fled to the then Australian-controlled Papua New Guinea in July 1969.

They carried a petition signed by 54 Papuan leaders asking the United Nations to declare a sham its so-called Act of Free Choice, which had been restricted to 1200 Indonesian appointees.

Speaking in Melbourne yesterday they recounted how after Australian officials took them off the plane in 1969, they were detained for eight months.

“The untold story” is that the Dutch and Australian governments met in 1957 and “an understanding was reached … that the two sides of Dutch New Guinea would be … two separate entities”, Mr Runawery said.

“Yet Australia stood behind Indonesia. It was a betrayal.”